Op avontuur in Delft

Maandag zijn manlief en ik gestart op de kwart triathlon van Delft – die een geweldig beeldmerk heeft:

Het is een nieuwe triathlon, of althans: terug van heel lang weggeweest. Dat was aanleiding om ‘m te doen: dapper om in deze tijd met iets nieuws te beginnen. Er leggen nogal wat triathlons het loodje momenteel, onder andere door gebrek aan vrijwilligers.

Ik vond het daarom helemaal dapper toen ik eenmaal het fietsparcours had verkend, wat kon dankzij de GPX op de site van de organisatie: wat een boel kruisingen en mogelijk heel druk, zo’n recreatiegebied in de Randstad, en met smalle paadjes. Daar heb je véél vrijwilligers voor nodig. Ik hoorde iemand zeggen maandag dat het er alleen al op het fietsparcours 100 waren!

Andere aanleiding om ‘m te doen was de nabijheid (12 kilometer): de op één na dichtstbijzijnde triathlon ooit; TriRotterdam is verder weg. We konden er op de fiets heen. Dat is niet heel aangenaam, met al die spullen op de rug op de triathlonfiets, maar het ging wel: mijn wetsuit mocht in Henks rugzak.

Wij kwamen er zo wel, Nicole zou ook meedoen, maar die kon er onverwachts niet komen vanuit Zuid: er mochten geen fietsen  mee in de Randstadrail vanwege de Roparun later op de dag, en dat werd haar stevig onder de neus gewreven door dienstdoende controleurs – in een verder lege metro. Dat was dikke pech voor haar, erg lullig. Wel lief dat ze haar inschrijfgeld grotendeels terugkrijgt.

Wat het ook nog een bijzondere triathlon maakte: het was mijn eerste ooit op een maandag!

Het weer maakte het nog een beetje spannend, maar we hadden het beste van de dag: droog en een goede temperatuur. Alleen op de terugweg werd het heel herfstig. Voor de start scheen in het parc fermé in de Delftse Hout de zon:

Ik was er totaal anders dan onlangs in Ter Huh. Ik ben weer bijna helemaal fit, al had dat nog wel wat voeten in de aarde, want de verkoudheid werd er weer eens een uit de collectie ‘Louises freaky verkoudheden’: het ging na dat weekend niet over en ik bleef maar ’s nachts hoesten. Vorige week ben ik daarom met een ontstekingsremmende neusspray begonnen  en die doet wonderen. Ik voelde me zondag net weer bijgeslapen ook.

Aan de andere kant had ik geen specifieke ambities en ook bijna helemaal gewoon doorgetraind, blij dat dat weer kon zonder al te veel snot en slijm. Ik wilde een paar dingen uitproberen met voeding en looptempo. En vooral veel lol hebben.

Dat is allemaal gelukt. Ik was zaterdag al de startnummers wezen ophalen, prachtige nummers, vooral dat van Henk:

Het zwemmen ging vlekkeloos, mede dankzij de rolling start. Ik heb best veel zwemmers ingehaald, twee keer een paar tegelijk simpelweg door de boei strakker te ronden. Geen last van wind of golven – en dat terwijl later op de dag de kinderen niet mochten zwemmen vanwege het woelige water, het werd voor hen een run-bike-run. Ik finishte, net als in Ter Aar, in precies twintig minuten. Daarmee zijn dat allebei m’n beste triathlon-zwemtijden ooit, nouja, afgezien van die in heftige stroom mee. (En voor mijn gevoel zit er nog meer in.)

Op de fiets woei het hard, windkracht 5, dat was pittig, en ik voelde de wind zelfs rukken aan m’n fiets. Desalniettemin heerlijk gefietst, veel Pacman gespeeld: andere deelnemers inhalen. In de eerste ronde mede-deelnemers aan de kwart, in de tweede voegden die van de 1/8e en 1/16e in, toen werd het nog leuker eigenlijk. Ik heb drie OV-fietsen ingehaald, eentje zelfs op de kwart. Dat staat ergens voor, net als de fietsen met boodschappenmandjes en fietstassen: dan is het een echte breedte-triathlon, en zo heb ik ze het liefst.

Mijn benen deden het goed, veel beter dan in Ter Aar. Door het bochtige en smalle parcours kwam ik nauwelijks op een hoger gemiddeld vermogen uit, wel een hoger NP. Lagere gemiddelde snelheid, door parcours en wind, maar toch dik tevreden met m’n 1u20 – over 42 kilometer.

Ik had een trage wissel doordat ik m’n ene schoen niet aankreeg, in combinatie met hersenen die niet op hun best zijn als ze net hard hebben gefietst, want ik was al even aan het prutsen en toen pas bedacht ik dat in de andere schoen een schoenlepel klaarlag. Urgh. M’n lekkerste hardloopschoenen zijn niet de handigste voor de triathlon, door de flyknit. Dat moet ik toch echt eens oplossen, maar dat kan eigenlijk pas op een moment van minder trainen, om aan andere schoenen te kunnen wennen.

Het lopen zelf was vier rondjes rond de plas, waarbij ik me vooral heb vermaakt met kijken naar de andere deelnemers. Ik wilde mezelf pacen op 6’/km als oefentempo voor de 1/3e triathlon over een paar weken. Dat was eigenlijk het enige wat net niet helemaal goed ging: ik was iets te langzaam. Door de vele bomen zag ik m’n snelheid op de GPS niet goed, en toen ik zag dat ik net iets te langzaam zou gaan worden, was de fut er wel een beetje uit. Dit was opnieuw geen snel parcours: ook veel bochten en stukjes met blubber en plassen door de vele regen de dag ervoor. Hopelijk komt die 6’/km in Oud Gastel goed met wat meer rust van tevoren en iets meer drive ook. Daarover later meer.

Aan het begin van mijn tweede rondje liep Henk me voorbij, die begon net aan het lopen. Hij zat veel verder achter me dan ik had verwacht, en dat had een reden: hij was gevallen bij het fietsen, op zo’n smal paadje, en mede door z’n kippigheid (hij is in afwachting van een staar-operatie). Gelukkig zonder erg. Het leidde er wel toe dat ik hem heb verslagen, en dat nog maar één keer eerder gebeurd, in hitte.

Zo finishte ik in 2u48:41, als 15e van 40 dames overall (de uitslag was er supersnel, alleen helaas niet op leeftijdscategorie) – relatief veel beter dan in Ter Aar. Leuke houten medaille:

Dik tevreden, leuke, goed georganiseerde triathlon gehad, die vooral heel erg anders was dan de vorige, in alle opzichten: weer, gezelschap, deelnemers, parcours, vorm, ambities, aanloop. De ene triathlon is de andere niet, en dat maakt de sport juist zo leuk – het is steeds een avontuur.

Helaas betrok het weer na de finish. Ik heb op Henk gewacht maar kreeg het koud, waardoor ik een online bekende van het Triathlonforum helaas niet heb zien binnenkomen. Wel hadden we een heuse eigen supporter, Philip, dat was gezellig. En met chips na de finish maak je mij heel blij.

Over het Triathlonforum gesproken: daar is een subforum ‘Voorspel je prestatie’ met een onderwerp over deze triathlon. Ik ben nog nooit zo goed daarin geweest: ik had m’n zwem- en fietstijd bijna tot op de seconde goed voorspeld. Alleen lopen iets trager dus, en daarmee de eindtijd ook, en de wissels anders verdeeld.

 

Lessen van twee kustpadwandelaars

Ik heb net een boek gelezen waarin een lange-afstandswandeling centraal staat: Het zoutpad, van Raynor Winn. Ik kreeg het van twee vriendinnen (los van elkaar) aangeraden toen ik vertelde dat het lopen van een kustpad op de Britse eilanden hoog op onze vakantie-verlanglijst staat. Het gaat dan ook over zo’n kustpad: het South West Coast Path.

Beiden vonden het de moeite waard en raadden het me aan, maar met voorbehoud: ze waren er allebei niet laaiend enthousiast over.  Dat snap en deel ik: ik vind het niet heel goed geschreven, waardoor ik de heftige inhoud wel begreep, maar niet voelde. Wel kreeg ik er de wandelkriebels van: heuse Fernweh.

Er zaten bovendien twee draadjes in die ik interessant vond in het licht van het boek dat ik zelf aan het schrijven ben over sporter blijven op leeftijd. (Dat ligt overigens op dit moment bij proeflezers, onder de voorlopige titel ‘Sporter ben je, sporter blijf je’.  Ik had hier geloof ik ook nog niet ‘hardop’ gezegd dat de uitgeverij Walburg Pers wordt, hè? Bij dezen!):

  • De twee hoofdpersonen, allebei 50+, hebben het aan het begin van het wandelen ontzettend zwaar. Ze wijten dat nogal aan ‘de leeftijd’, zo van: jonge mensen kunnen dit veel beter hebben, wij zelf vroeger ook. Ik zat toen al te denken: dat is niet de leeftijd, dat is de ongetraindheid, de jaren van onvoldoende beweging (en grote stress en zorgen) die hun tol vragen. En dan word je zonder rustdagen bovendien niet beter. Dat zat ik bijna tegen het boek te roepen: neem nou eens een dagje rust. Als je vanuit niets ineens heel veel gaat wandelen, elke dag, krijgt je lichaam onvoldoende kans om te herstellen. In plaats van beter wordt het dan alleen maar steeds moeier.
    Ik kreeg gelijk. Ze gaan er op een gegeven ogenblik een tijd tussenuit en merken dan daarna dat ze inderdaad veel sterker geworden zijn en dat het lange wandelen hen ineens veel makkelijker afgaat. Zie je wel: niks leeftijd. Gewoon een kwestie van goed trainen: jezelf prikkelen én rusten. Dan kun je op je 50e nog ongeveer net zo veel als op je 18e.
  • De man van het stel heeft een ernstige, degeneratieve ziekte, CBD. Hij slikt daar zware medicijnen voor en heeft van de artsen gehoord dat hij het ‘kalm aan’ moet doen en zeker niet al te lang moet wandelen. Al na een paar dagen op het pad stopt hij met de medicijnen, onder andere omdat het zijn geest te veel beïnvloedt. Hij gaat dan door een moeilijke periode, maar voelt zich daarna beter dan in heel lang, met minder pijn. Na de herstart ervaart hij het opnieuw: dat vele wandelen doet hem goed. De artsen blijven er echter maar op hameren dat hij het ‘kalm aan’ moet doen, ze vinden het gekkenwerk wat hij doet.
    Die ‘kalm aan’-boodschap, daar komen artsen al gauw mee. Ik begrijp dat wel: ze willen dat je voorzichtig bent. Maar ik vraag me af of het advies wel onderbouwd is. Ik bedoel: ik kan me voorstellen dat er geen onderzoek is naar het effect van elk dag urenlang lopen met een zware rugzak (volledige bepakking voor wildkamperen!) op het verloop van CBD. Misschien is dat echt wel beter dan ‘kalm aan’, wie weet. Of misschien zijn er grote individuele verschillen in wat optimaal is? 
    De ‘kalm aan’-boodschap horen ouderen ook veel, en als je er gehoor aan geeft, verouder je harder dan nodig is. Daarover gaat straks hoofdstuk 1 van mijn boek.

Marianne, bedankt voor het lenen van het boek!

 

Jahoor: wéér Ter Huh!

Ik had er gister een hard hoofd in, en nadat ik vannacht ook nog eens bereslecht had geslapen door het hoesten helemaal, maar jawel: zelfs met een joekel van een slaapgebrek en een snotneus is het me vandaag gelukt om mijn PR op de kwart (Ter Aar 2014) te verbeteren, met vier minuten, tot 2:31:30 (ongeveer).

Ter Aar werd zo opnieuw Ter Huh. Vier keer meegedaan, vier keer een verrassend PR. Wat ik eerder schreef: ik ♥ Ter Aar.

Hier is m’n glunderfoto direct na de finish, met de afdruk van m’n haarbandje van tijdens het lopen nog zichtbaar op mijn voorhoofd:

Een wens van meer dan twee jaar is zo in vervulling gegaan: ik wilde dat PR in 2020 al uit de boeken triathlonnen in Ter Aar, maar daar stak corona een stokje voor. Ik herinner me die dag nog: ik deed toen een kwart thuistriathlon, met Ter Aar in mijn gedachten. Het was naar weer, dus misschien had dat PR er toen sowieso niet in gezeten.

En dan is de verleiding natuurlijk groot om te denken: wat als ik helemaal fit was geweest en de afgelopen nachten steeds wel de acht uur slaap had aangetikt (dit was de derde nacht van vier waarin dat niet zo was, het kan vannacht hooguit 5 uur geweest zijn)? Maar misschien ging het juist wel goed doordat ik er niks meer van verwachtte. Ik vond alles best, ik was heel ontspannen en laconiek. Tot in de laatste loopronde – toen wilde ik het wel gaan halen natuurlijk:

  • Ik heb relaxed gezwommen, mede dankzij een zich keurig gedragende baan, nooit eerder bij een zwembadwedstrijd zo weinig last gehad van de anderen, erg fijn (bedankt, baangenoten!). Net toen ik dacht: het mag wel eens gedaan zijn, voelde ik de tikjes van de banenteller op mijn hoofd die aanduiden dat ik nog één keer heen en weer moest. Ik heb er precies 20 minuten over gedaan, dat is voor nu okee.

  • Bij het fietsen zag ik dat mijn vermogen 10 à 15 Watt achterbleef bij wat ik eigenlijk zou kunnen, maar dat snapte ik wel, en ik heb niet gestreefd naar meer. Dat had ik vorig jaar in Almere wel gedaan en dat moest ik toen bij het lopen bekopen. Nu dacht ik: best, het zal wel als er niet meer in zit dan dit. Ik voelde me immers ondertussen ook een beetje een snotproducerende machine: alsof ik met dat stampen op de pedalen snot maakte. Ik reed toch nog 32,5 km/u gemiddeld, ondanks dat het beetje wind niet heel gunstig stond en er meer bochten in het parcours zaten dan ik me herinnerde. Ik kon eten en drinken volgens plan en ik had er wel weer lol in: ik vind het een heerlijk fietsparcours en wat is er nou leuker dan lekker hard fietsen op een prachtig zonnige dag in het Groene Hart? Ik moest alleen een keer om een auto heen van een bewoner die van z’n erf af kwam zetten en die zich kennelijk niets aantrok van fietsers in een wedstrijd.
  • Het lopen ging eigenlijk gewoon okee, in 5’45/km gemiddeld. Ook dat kan denk ik harder, maar niet met zo veel snot. En bij de vorige twee triathlons waarin ik tien kilometer liep, ging het véél slechter, dus ik was dik tevreden. Ik had dit keer meer op het loop- dan op het fietsparcours herinneringen: aan vorige edities en aan de tijd dat de weg waar ik nu op liep, lag op de kortste fietsroute tussen Henks huis en het mijne, voordat we gingen samenwonen. Ik houd enorm van dit gebied.

Zowel loop- als fietsparcours zijn iets te kort, en dat helpt dan mee om tot een snelle eindtijd te komen. Het had nog op één punt sneller gekund: als m’n tweede wissel sneller was gegaan. De fietsen van de kwart en de 1/8e stonden om en om, en de deelnemers van de 1/8e hadden heel mijn plek gewoon overgenomen: spullen aan de kant geschoven en er dingen bovenop gezet. Daardoor herkende ik mijn plek niet meer (de nummers zijn slecht zichtbaar) en toen ik ‘m eenmaal gevonden had, had ik moeite om m’n fiets ertussen te krijgen. ‘Oja, jullie zijn bezig met die fietsen natuurlijk’ zei een dame van de 1/8e enigszins sullig. Ik heb er na afloop even over gepraat met een official van de NTB, er waren wat meer klachten over rommeligheid en ruimtegebrek in het parc fermé, ze zouden het meenemen.

Maar dat was dan ook het enige, verder was het allemaal gewoon heel leuk, goed georganiseerd en verliep het vlekkeloos – ik blijf het een erg leuke triathlon vinden. Dank aan de vrijwilligers!

Het was dus wel heel vroeg op vanochtend, met mijn start al om half 9. Ik ging samen met Nicole die bij ons had gelogeerd. Ook Niels deed mee, met wie ik laatst in Amsterdam had gezwommen, allebei op de 1/8e. Dat was dus ook gezellig:

Helaas was er geen prijsuitreiking voor 50+ apart, geen idee wat ik gedaan heb in mijn categorie, het zou me wel benieuwen. Bij de D40+ was het wel knetterhard gegaan, met de overall winnares erbij. Er is ook nog geen officiële uitslag. Misschien komt dat nog. Dan vul ik mijn officiële tijd nog wel aan hier.

Nu uitpuffen. En vannacht hopelijk wél lekker slapen.

Edit, 8 juni: hèhè, eindelijk foto’s, via Facebook! Ik vond deze van mezelf:

 

Het seizoen gaat van start!

Vorige week liet ik mijn gedachten eens gaan over hoe ik ervoor stond, een week voor mijn eerste triathlon van dit seizoen, morgen: de kwart in Ter Aar. Ik kwam tot de conclusie dat dat best goed was: ik heb er zelden of nooit over de drie sporten gemiddeld zo goed voor gestaan aan het begin van het seizoen.

Ik ben in elk van de drie sporten al eens beter geweest, maar zo met z’n drietjes gelijk op en in balans, dat kan ik me niet heugen. Dat is immers best lastig aan triathlon. Meestal stort ik me in het voorjaar zo enthousiast op het fietsen dat de andere twee sporten daaronder lijden. Nu klopte de totale balans – ik heb vorig jaar wat geleerd op dat gebied.

Dat wil zeggen dat ik relatief weinig heb gefietst nog. Ik heb vooral nog niet zo veel echt lange dingen gedaan. De 100 kilometer nog niet aangetikt bijvoorbeeld, al lag dat ook wel aan de omstandigheden van de langste ritten (voorbeeld: alles tegenwind op een trage fiets met een zware tas achterop). Maar de trainingen waren wel goed: relatief veel intensief. Zoals altijd komt de fietsvorm dan vanzelf, lijkt het wel – dat zag ik aan mijn vermogensmeter.

Toen ik een paar weken geleden ook nog een nieuwe ketting en cassette op mijn triathlonfiets had, was daar ineens ook een boel extra snelheid. Dat had ik dus eerder moeten doen, dat had gescheeld bij m’n tijdrit vorig jaar, waarvan ik vond dat de snelheid achterbleef bij het vermogen. Maarja, vorig jaar waren er geen onderdelen. 

Over het zwemmen schreef ik onlangs al, dat had ik in die drie maanden niet beter of meer kunnen doen dan nu. Hardlopen heb ik goed kunnen onderhouden op de halvemarathontraining van de winter. Daar kwam toen misschien niet uit wat ik ervan had gehoopt, maar ik heb wel een goede basis gelegd. Ik heb voor verderop in het seizoen nog langere plannen dan een kwart (namelijk: een 1/3e triathlon en toch nog een halve marathon), dat motiveerde om wat langere duurlopen te blijven doen, van dik anderhalf uur (voorbeeld: de lekkerste van de laatste tijd). Dat ging allemaal probleemloos, hooguit kon ik merken dat die duurlopen wat harder aankomen op mijn benen nu ik ook weer meer fiets. Ik ben bepaald niet op m’n snelst nu, maar dat hoeft ook niet voor een triathlon.

Ik realiseerde me ook dat deze stand van zaken best wel goed is, gezien de omstandigheden. Het was niet de makkelijkste tijd. Na weer een taaie coronawinter moest ik wennen aan zo abrupt terug naar normaal, ik schreef daar eerder over. Mijn werk is veeleisend op het moment vanwege wat ‘gedoe’ op diverse fronten (het meest recente was het crashen van m’n Outlook, met daarin mijn archief van lopend werk, dat heeft me afgelopen week in totaal bijna een werkdag gekost) in combinatie met dat er ook nog een boek af moet eind augustus (dat gaat zonder gedoe, maar houdt me wel bezig natuurlijk). Ik vind een aantal ontwikkelingen in de wereld nog steeds zorgelijk, en mijn schoonvader heeft niet lang meer te leven, wat vooral veel van Henk vraagt maar mij ook niet onberoerd laat. Daarbij had ik ook nog een paar slechte nachten. Er was ook een boel leuks, gister nog bijvoorbeeld, maar ik vind toch dat ik mezelf best een schouderklopje mag geven voor hoe ik heb weten door te trainen. Nouja, dat wíl ik juist ook heel graag als het moeilijker is, want sporten is gewoon fijn. Maar toch.

Wat ik me vorige week ook nog realiseerde, is dat ik één steek had laten vallen: voeding uitproberen. Ik had de indruk dat bij die twee mislukte halve marathons dat een rol kan hebben gespeeld: mogelijk zakte na de gel en/of de sportwinegums m’n energie weg. Verdraag ik die niet meer zo goed? Dat had ik nader willen onderzoeken en dat ben ik vergeten. Morgen maar op safe spelen. Ik vond gelukkig nog één fruitreepje voor tijdens het lopen, onder in een tas, beetje verkreukeld.

Okee, tot zover de stand van zaken vorige week. Ik had er zin in: ik wilde er weer een echte Ter Huh van maken. Ik ben drie keer eerder gestart in Ter Aar en drie keer dacht ik huh toen ik over de finish kwam: huh, zó snel? Het was alledrie de keren een PR, en dat eerste, op de kwart in 2014, dat staat nog steeds. 2014 klinkt als mijn triathlon-prehistorie: ik ben beter gaan zwemmen, ik heb een snellere fiets en zo veel meer ervaring. Ik ben sindsdien ook al echt wel beter geweest op de kwart, maar dan op een trager parcours. Het zou moeten kunnen dus, een PR, ook al ben ik acht jaar ouder. Zeker omdat de weersverwachting goed was.

En toen… werd ik verkouden. Voor het eerst in meer dan twee jaar en drie maanden, een ongelofelijk record, ik schreef ook daar eerder over. Het is niet erg, het is voor mij een mild verkoudheidje, dus ik kan er niet mee zitten, behalve dan dat de timing voor morgen slecht uitkomt. Ik ga er sowieso heen, ook omdat Nicole met me meerijdt. Ik denk dat ik ook ga starten. Maar of er dan uitkomt wat ik eigenlijk had gehoopt?

Deze week heb ik dus extreem rustig gedaan: geen tapertrainingen voor fietsen of lopen, sinds dinsdag alleen maar een paar keer rustige yoga. Dat voelt wat onzeker, maar ik weet ook wel dat het op het totaal nauwelijks uitmaakt natuurlijk.

Het frappante aan dat oude PR is dat ik in de week daarvoor ook verkouden was. Heftiger dan nu zelfs. Het zat er iets verder voor wel, en ik voelde me op zaterdag alweer beter dan vandaag, begrijp ik uit mijn logboek. Uiteindelijk had ik er toen alleen bij het zwemmen last van, van slijm in mijn keel, herinner ik me. Ik had er toen uiteindelijk voor mijn gevoel baat bij dat ik de hele week rust had gehad. Ik ben benieuwd hoe het morgen gaat. Alles is goed eigenlijk.

* * *

Ondertussen realiseer ik me ook hoe bijzonder het eigenlijk is om in mei te kunnen schrijven ‘het seizoen gaat van start’. De afgelopen twee jaar kon dat niet. Vooral morgen daar ook van genieten dus. De tas is gepakt, de spullen liggen klaar:

 

 

Wáár moeten we dan meer bewegen?

Vandaag en gister is er een combinatie van dingen in het nieuws die mij al langer zorgen baart. Aan de ene kant is er maar weer eens gesignaleerd dat Nederlanders niet genoeg bewegen, sterker nog: dat ‘we’ nog minder zijn gaan bewegen.

Aan de andere kant is het afgelopen weekend bal geweest op de fietspaden – de oplopende ergernissenstrijd met het doorlopende zwarte-pieten: de racefietsers zijn de schuld, nietes, de e-bikes. Auto’s gaan ondertussen vrijuit. Ook ik heb zondag een stukje over de weg gefietst. Toen heb ik één auto ‘gehinderd’. In diezelfde tijd reden er vijftien fietsers op het fietspad waar ik allemaal omheen had moeten manoeuvreren. Ik heb het al vaker geconstateerd: het fietspad van de Delftweg kan op mooie dagen de vervoersstromen met de grote snelheidsverschillen simpelweg niet aan. Pak dan toch alsjeblieft wat ruimte af van de auto’s. Ik heb dat bij de gemeente geopperd, maar er nooit wat op teruggehoord.

Daarbovenop herinnerde de gebiedscommissie van onze wijk ons er vandaag op Facebook aan dat zwemmen in de Schie niet mag en een boete van € 140 kan opleveren. De drie plekken die ze als alternatief geven zijn (1) betaald, met een jaarabonnement (2) 8 kilometer verderop en gevoelig voor blauwalg en zwemmersjeuk, en (3) 15 kilometer verderop. Ja, dahag!

Dat alles in een gebied waar ze aan twee kanten nieuwe snelwegen aan het bouwen zijn en waar de tennisbanen mogelijk opgeofferd gaan worden aan dure woningbouw.

Dan vraag ik me dus af: we moeten allemaal meer bewegen. Waar dan?

 

Drie goeie zwemmaanden verder

Het is vandaag drie maanden geleden dat ik het zwemmen weer oppakte, en dat zijn goeie maanden geweest, met een boel zwemplezier en -progressie.

De eerste weken was ik bezig met het weer te pakken krijgen van de slag, en dat ging eigenlijk verrassend snel – veel sneller dan vorig jaar. De zwemloze periode was korter en bovendien had ik mijn kracht onderhouden aan het zwemkoord.

In maart ben ik begonnen met de cursus Powerstroke, afgelopen woensdag was de laatste keer. Ik deed die in de winter van 2019/2020 ook. Kort daarna, vlak voor de eerste lockdown, zwom ik sneller dan ooit en dat voelde hartstikke goed. Sindsdien was de regelmaat natuurlijk uit het zwemmen. Als ik weer eens langer achter elkaar wél kon zwemmen, ging ik mede met behulp van de stof van toen op zoek naar die snelheid en het gevoel van toen, maar ik vond het nooit helemaal terug. Vandaar: opnieuw.

Het was opnieuw weer heel leuk en leerzaam – ik was toch enkele essentiële dingen straal vergeten en er waren wat foutjes en slordigheden ingeslopen. Wat ik ook weer leuk vond, was dat trainer Frank er een boel omheen vertelde en bij uitlegde – interessant. We waren maar met drie zwemmers, wat een luxe! Aan het begin en aan het eind maakte Frank filmpjes, hier is een still uit dat van woensdag:

Ik heb voor mijn gevoel weer een grote stap gezet in de effectiviteit van m’n slag – dus op de goede manier druk leveren op het water. In die still zie je bijvoorbeeld een mooi verticaal stuwvlak van hand+onderarm onder m’n elleboog terwijl ik strek en roteer naar de andere kant, en m’n hoofd ligt recht – allemaal dingen waar ik mee bezig ben.

Waar ik nu precies sta qua tijd, weet ik niet. Nog niet zo snel als in februari/maart 2020, volgens mij, ik heb nog wat training nodig want de verbeterde techniek is nog zwaar en vermoeiend – wat ik me ook van toen herinner. Ik heb de laatste tijd steeds veel op techniek getraind en dus geen nieuwe CSS-test gedaan, dat komt binnenkort wel weer een keer. Zwaar trainen heb ik af en toe wel gedaan, dus de opbouw komt wel. Voor mijn gevoel is de ‘klik’ er ook nog net niet zo als na de cursus de vorige keer, of althans: die is er af en toe, dat gevoel van ‘zo moet het voelen’, maar nog niet altijd. Dat komt nog wel.

Ondertussen ben ik ook begonnen met een trainingsgroep, ook bij Tri-Experience, in het buitenbad van Pernis. Door die keer zwemmen in de sneeuw in Amsterdam had ik de lol van het buitenzwembad ervaren, en inderdaad is het in Pernis ook erg fijn zwemmen. De techniek-oefeningen lijken op die van de cursus Powerstroke, maar we zwemmen veel meer, in een grotere groep. Het is heerlijk om baantjeszwemmend de lucht te zien en de opkomende zon. Gister was het omkleden wat frisjes in de wind, maar het water is – in wetsuit – aangenaam van temperatuur. Vorige week zwommen we eerst nog in de mistflarden:

Zowel de cursus als de trainingsgroep start(t)en om 7 uur, en het is ongeveer even lang rijden. Dus dat is steeds voor 6 uur op, gauw aankleden en ontbijten, en dan snel weg. Ook dat heeft zo zijn functie gehad: ik heb daardoor weer kunnen wennen aan ‘vroeg op en weg’ – iets wat ik twee jaar lang niet heb hoeven doen voor mijn werk. Twee jaar lang rolde ik eens een keer uit bed en schoof ik op m’n gemakje achter de computer – dat lukte voor 9 uur altijd wel.

De eerste cursusochtend stond ik dus om 7 uur langs de rand van het zwembad in Rhoon zo van: jemig, wat een ochtend, en nou moet ik nog zwemmen ook! Het went, en sindsdien wordt het lichter. Het gaat dus steeds makkelijker, al is het verkeer wel een dingetje – drukker dan ik me herinner van de vorige keer. Hier zijn twee vroege-ochtend-foto’s uit Rhoon, 30 maart, de tweede is het zwembad:

Het blijft wel lekker om nog voor 9 uur alweer thuis te zijn en dan al gesport te hebben. De werkdag kan dan al bijna niet meer stuk.

Op eigen houtje ging ik toch meestal op het lunchuur of ’s middags. Ik heb vooral techniek geoefend. Het is bijna elke week gelukt om in totaal drie keer te zwemmen. Het werd ongeveer halverwege die periode makkelijker doordat toen ook het Van Maanenbad de laatste coronamaatregelen overboord kieperde. Sindsdien is dat zwembad, met z’n royale openingstijden, ook weer een serieuze optie. Het kan er heel druk zijn, maar ik heb de laatste tijd vooral het omgekeerde meegemaakt: een paar weken geleden had ik de laatste tien minuten het hele zwembad voor mezelf alleen!

Vorige week zwom ik, samen met Henk, ook nog voor het eerst in het buitenwater, bij ons achter in de Schie. 5 mei is een gemiddelde buitenzwemstart: in warmere voorjaren begin ik in april, in koudere pas in de tweede helft van mei. De neopreen cap onder mijn badmuts was eigenlijk al niet meer nodig:

De eerste keer in open water is veelbelovend natuurlijk: wat is er nou mooier dan zwemmen met zicht op pulletjes:

Kortom: de goede tijd van het jaar is aangebroken!

 

Kabbelend zwemboek

Ik heb weer een leuk boek gelezen: Water pakken, van  Kirsten van Santen. Het is een ‘zwembiografie’ van persoonlijke belevenissen in Nederlandse zwembaden en buitenwater, gekoppeld aan literatuur en gesprekken met mede-zwemmers.

Ik had nog nooit zo’n soort boek over zwemmen gelezen, wel over de andere twee sporten. Boel herkenbare dingen, zeker als ze zwemt in water dat ik ook ken. Van Santen heeft wel een liefde voor het zwemmen die ik niet in die mate deel. Ik bedoel: ik houd van zwemmen, van  het gevoel van in het water zijn, van prutsen met de techniek, en buitenwater kan mij zeker roepen – het Oostvoornse meer deed dat laatst. Maar voor mij zit fietsen toch veel dichter op mijn ziel, en veel van wat Van Santen schrijft herken ik meer daarvan: over hoe je de sport nodig hebt voor je levensgeluk en hoe zeer je sport raakt aan je hele leven. Het is echt een ode aan het zwemmen, vooral in buitenwater.

Sowieso leuk om eens zo veel zo nadrukkelijk over zwemmen te lezen. Ik raakte af en toe nieuwsgierig naar de zwemplekken die ze beschrijft die ik niet ken. Ik stak er ook nog wat van op. Ik was bijvoorbeeld best wel geschokt om te lezen dat de Grevelingen in de diepte eigenlijk helemaal dood is vanwege gebrek aan beweging in het afgedamde water. Over vervuiling en waterkwaliteit gaat het ook, zelfs de actuele pfas-situatie in de Westerschelde kwam voorbij, als ze gaat zwemmen op de plek waar ik ooit mijn eerste zwemslagen maakte: het Vlissingse badstrand.

Ik vond het een leuk boek om te lezen, ik houd wel van die beetje filosofische sportboeken met reflectie op eigen ervaringen en literatuur en dan ook nog met een relatie met maatschappelijke thema’s. Het is ook echt zwemmen als levenskunst: het gaat om zo veel meer dan de prestatie.

Mijn enige kritiekpunt is dat ik het boek wat herhalend vond: voor mijn gevoel las ik net iets te vaak ongeveer hetzelfde. Anders gezegd: de lijn in het boek was voor mij niet helemaal duidelijk. Het kan zijn dat het hele boek opbouwt naar het ‘orgelpunt’ in het laatste hoofdstuk, een bijzondere zwemtocht, en dat ze de verschillende ervaringen, inclusief het overwinnen van angst, nodig heeft gehad om die aan te kunnen – maar dat is mij dan net wat te impliciet. Het kan dus ook zijn dat die opbouw er niet is, en dat het gewoon een aantal zwemervaringen op een rijtje zijn, maar dan ‘kabbelt’ het me te veel. Ik heb wel behoefte aan ontwikkeling in zo’n boek dus, wat ook wel wat zegt over mij als lezer.

Nog verder lezend realiseerde ik me: een zwemboek dat kabbelt, net als water, dat past ook eigenlijk wel.

 

Edit, wat later: ik realiseerde me net dat ik dit vandaag wel op een mooie datum schrijf. Precies een jaar geleden ging ik vandaag voor het eerst weer zwemmen, na de lockdown van 148 dagen. Het eerste moment van afzetten, in die helderblauwe wereld van het Van Maanenbad in de lentezon, dat herinner ik me nog zo goed – dat was puur geluk.

Koud-water-workshop

Lag ik daar afgelopen zondag zomaar ineens zonder wetsuit in het Oostvoornse meer:

Ik heb die middag een koud-waterworkshop gedaan in een kleine groep bij Annemarie Pruijt van Energia Training, van wie ik in 2016 chi-running leerde (nog steeds veel baat bij).

Aanleiding was enerzijds dat koud water wel eens wat triathlon-pret heeft vergald: één keer kon ik niet verder zwemmen en ik ben ook wel gespannen geweest voor de kou (voorbeeld) of heb mijn keuze voor wedstrijden ervan af laten hangen (Brouwersdam mede daarom niet voor herhaling vatbaar). De andere reden is dat het mij tof lijkt om ook in de koude tijd van het jaar buiten te kunnen zwemmen – beter dan die drukke chloorbak met elke 25 meter een muurtje, en een alternatief als die dicht is, zoals in de lockdowns.

Ik heb er afgelopen oktober aan gedacht. Maar toen was het ineens veel kouder en toen stond dat me toch te veel tegen. Terwijl ik wel houd van koud douchen en bijvoorbeeld dat zwemmen in het Van Maanenbad in de sneeuw van laatst een enorme kick vond. Ik heb een soort haat-liefde-verhouding met koud water.

Uiteindelijk was het zondag pure liefde. Aan de oever van het Oostvoornse meer ríep het water gewoon, het zag er prachtig uit. Ik voelde de kou wel, maar kon die prima verdragen. Daar had de workshop wel voor gezorgd: dankzij oefeningen die zorgden voor warmte, energie en ontspanning, maar ook dankzij oefeningen in verdragen. We deden bijvoorbeeld oefeningen waarbij je je ademprikkel moest onderdrukken en tegelijk ontspannen, en een squat van maar liefst tien minuten. Dat voelt hartstikke rot, mijn benen trilden als gekken – nou en? Dat kan ik wel.

Op diezelfde manier kun je dus ook koud water verdragen. En dat hoefde minder lang: twee minuten. Dat kon ik dus ook wel. Inderdaad. Het werd zelfs iets langer.

Eye opener vond ik dat juist de standaard reactie van schrikken en dan druk gaan doen, gaan gillen enzo, níet de weg is. Wél de weg is een rustige, diepe buikademhaling. En dan gewoon gaan. Ik bestond uit twee delen: een deel voelde de kou, het andere deel was gewoon rustig aan het ademhalen en bleef dus relaxed.

Het Oostvoornse meer leent zich er wel prima voor, de Schie hierachter is wat lastiger. Dit was ook nog iets heel anders dan echt zwemmen, al zou dat van mij best in wetsuit mogen. Ik wil er zeker mee doorgaan, al weet ik nog niet of ik het zo in het vat kan gieten dat ik een winterharde doorzwemmer word. Maar al helpt het maar een beetje, dat scheelt al. Ik weet nu dat ik het kan.

Sterker nog: ik dacht zondag zelfs ‘goh, is dit alles?’ Hele middag bezig voor een kort eitje. Maar zonder die hele middag had ik dat beslist anders ervaren!

Ik had er een hele sportdag van gemaakt door te fietsen, zowel heen (met haast na de Spijkenisser brug toen die open stond) als terug (prachtige avond, maar ik werd wel moe), 80 kilometer in totaal, met een bult spullen achterop. Hier is een foto van de terugrit, het Brielse meer:

Dik tevreden terug thuis!

 

Mooie sportdag in Zeeuws-Vlaanderen

Ik heb afgelopen zaterdag een bijzondere sportdag gehad in Zeeuws-Vlaanderen. Manlief liep daar de marathon, twee weken na Rotterdam, het was een doorgeschoven inschrijving uit 2020. Hij twijfelde tot donderdag maar hij voelde zich goed en zou kalm aan doen en van het parcours genieten.

Dus ik heb hem ’s ochtends in startplaats Hulst uit de auto gezet, ben doorgereden naar finishplaats Terneuzen en heb daar zelf gelopen: de ‘afwachtingsloop’, 10 kilometer, met start en finish op de finishlijn van de marathon.

Ons parcours was helemaal aan de buitenkant van de dijk van de Westerschelde, mooi uitzicht, maar dus eerst pal tegen windkracht 5 in naar het oosten buffelen, keren en dan terug wapperen:

Negatieve split gegarandeerd: ik was 3 minuten sneller op de terugweg!

Ik ben relatief slecht in tegenwind, had niemand om achter te schuilen want het was maar een klein loopje (35 deelnemers op de 10, nog zoiets op de 5). Op de terugweg kon ik zo een stuk of zes lopers inhalen, dat is altijd wel leuk natuurlijk. Desalnietemin geen snelle 10, het was ook nog eens iets te lang (de speaker noemde het een kwart marathon, maar zo lang was het niet – wel net iets langer dan 10 kilometer). Maar ik heb lekker gelopen en werd 5e van 12 vrouwen, als oudste deelneemster 😎 Als aandenken kregen we een mooie zeegroene handdoek, erg leuk:

Daarna kon je douchen in het sportcentrum met de briljante naam ‘Vliegende Vaart’ 😆  Mooi centrum, groot zwembad ook. Dat was een stukje lopen (2,5 km), vond ik wel leuk (leuker dan de pendelbus): ontdek-je-plekje Terneuzen. Het was geen heel verheffende route, maar met wel een klein stukje intens voorjaarsgroen:

Het was voorjaar, luid en duidelijk:

 Ik was maar net op tijd terug om manlief te zien finishen, met een mooie medaille:

Hij was maar 10 minuten langzamer dan in Rotterdam en had eigenlijk lekkerder gelopen dit keer. Inderdaad een mooi parcours, veel onverhard. Wel warm ook.

Ik vond het een prettig evenement, met een aangenaam relaxte sfeer. Het is allemaal heel kleinschalig: marathon met 750 deelnemers; aan de kidsrun die ik zag starten deden er maar 7 mee. Klein maar fijn!

We zijn daarna nog wezen eten in Phillippine. ’s Avonds moe maar voldaan terug thuis!

 

Sportschade

Als je goed kijkt op de foto bij de start van maandag, zie je op mijn gezicht een paar rode plekjes. Ik heb ze hier paars omcirkeld:

Dat zijn er drie van de zes, de rest zie je niet. Ik ben een paar weken doelbewust lelijk, om erger te voorkomen.

Die plekjes, daar zat zonneschade, officiële term: actinische keratose. Ik heb het eerder gehad; in 2014 zijn er een paar plekjes behandeld met vloeibare stikstof, maar volgens de huisarts was een crème tegenwoordig de voorkeursbehandeling. Die zoekt als het ware zelf de aangedane gedeeltes, want daar delen de cellen sneller en daar grijpt de crème op aan. Die brandt de slechte stukken huid weg, vandaar nu die wondjes en korstjes. Het is eigenlijk een soort oppervlakkige chemokuur.

Kanker is een te groot woord voor zonneschade (al kan het zich daar wel in ontwikkelen als je het niet behandelt, maar dat duurt decennia). Maar het is dus wel iets met de celdeling. Te merken door ruwe plekjes op mijn huid. Die zaten er alweer jaren, dat kan geen kwaad verder. Een tijdje terug begon er eentje echter te schilferen en dat wordt wel lelijk – want dat wordt het dus op den duur: steeds zichtbaarder. Dan maar weer ingrijpen dus.

Met het vele buitensporten kom ik nogal eens in de zon natuurlijk. Ik denk zelf ook dat de reis Down Under in de winter van 2017/2018 z’n sporen heeft nagelaten: door de intensieve zon tijdens die 5000 fietskilometers, maar ook omdat de zomers ervoor en erna mooi waren en het dus zo ongeveer 1,5 jaar lang non-stop zomer was voor mijn huid. Daar kan die niet zo goed tegen. Die zongevoeligheid zit in de familie. Mijn vader was rossig en meed de zon als de pest, en mijn broer heeft ook al plekjes laten weghalen.

De plek op mijn linkerwang (niet te zien op de foto) is veel groter dan ik had verwacht, daar was veel meer huid aangedaan die eigenlijk niet eens ruw was, hooguit dunner en rimpeliger dan de rest, dat had ik wel al gemerkt. Daar ben ik wel een beetje van geschrokken. Ik doe mijn best met zonnebrandcrème, maar het gaat ook wel eens mis en ik vind bruin worden toch ook wel fijn, dus ik wil niet de hele tijd factor 50 op m’n kop. Maar de 6 die ik veel gebruik is misschien toch te weinig.

Met die zalf wordt het eerst slechter voordat het beter wordt. Ik moet nog een paar dagen smeren, daarna kan het herstellen en ben ik er voorlopig weer vanaf. En daarna braver met de zonnebrandcrème in de weer!