Waarom het soms goed gaat en soms kwakkelig

Vandaag heb ik et op-een-na-laatste trainingsblok afgerond (schema). Nu een rust-en-herstelweek en dan nog één stap zetten. De trainingsweken zijn zwaar. Het kraakt en piept af en toe maar ik herstel goed en ik voel mijn vorm groeien. Het gaat goed!

Dat was ook wel eens heel anders: het contrast met nog niet zo heel lang geleden is groot. Ik had het er hier toen nog over dat ik dit maar ‘Louises kwakkelweblog’ moest noemen. In de periode mei 2015 t/m maart 2016 ben ik van het ene probleem in het andere gesukkeld. De vage heup/bekken-blessure van het hele vorige seizoen en de sesamoïditis van dit vroege voorjaar waren de heftigste blessures. Daarnaast kampte ik met allerlei kleinere dingen en met chronisch slecht slapen dat verergerde.

Februari/maart. Nachten van maar twee uur slaap, en een dusdanig zere voet dat ik voor elke scheet een OV-fiets moet nemen omdat ik zelfs niet eens kan wandelen. Die Ironman, die kan ik wel schudden. Dacht ik. En nu gaat het hartstikke goed. Hoe komt dat? Waarom zit het soms mee en soms tegen? Drie dingen spelen volgens mij de hoofdrol:

  1. Toeval – pech versus geluk. Een niet te onderschatten factor, volgens mij. Die sesamoïditis, dat was gewoon pech, een suffe misstap. Niet alleen zei de orthopeed zoiets, maar ook was het volgens mij anders niet zo recht-toe-recht-aan overgegaan. Pech en geluk lijken soms in clusters te komen: je hebt van die tijden dat alles meezit en je hebt van die tijden dat er niks lukt.
  2. De belastingsbelans. Ik denk dat ik mezelf vorig jaar net een beetje over het randje heb geduwd: door de lange duurlopen die ik slecht verteer, door te eenzijdige krachttraining, door tijdens pittig trainen ook hard te werken en in een verbouwing te zitten. De balans is nu beter, zelfs al train ik harder: de lange duurlopen eruit, meer aandacht voor de core stability, het accent vooral op fietsen (wat ik juist wel goed verteer) en meer rust in mijn leven (meestal dan). In dit opzicht is het tobberige seizoen vorig jaar wel leerzaam geweest dus.
  3. De overgang. Hét kenmerk daar van is wel instabiliteit, dus die zorgt voor vlagen waarin het hormonale evenwicht meer en minder ver te zoeken is. In die kwakkelmaanden had ik een slechte vlaag, ik schreef daar ook over. Het slapen begon een serieus probleem te worden en daarom ben ik eind maart begonnen met hormoonsuppletie. Bingo! ik slaap sindsdien weer bijna zoals vroeger – wat een genot. Daar was het om te doen, dat was een gok en die heeft dus op dit punt goed uitgepakt. Verder voel ik me ook stabieler, al trekken de pillen niet alle hormonen recht. Enigszins ambivalent voel ik me er wel over, om medicijnen te slikken voor iets wat een natuurlijk proces is, geen ziekte. Maar het is minder hormonen dan de anticonceptiepil en het heeft iets opgelost wat mijn hele functioneren ondermijnde.

Een bijrol is volgens mij weggelegd voor:

  • Voeding: Ik eet me een ongeluk op het ogenblik, om voldoende calorieën binnen te krijgen voor al dat trainen. Ik doe dat redelijk gezond en zo krijg ik meer van alles binnen dan anders, en dat is gunstig natuurlijk. Ik heb bovendien bij beide blessures wat aangepast aan de supplementen en slik nu vitamine D, calcium/magnesium en glucosamine. Ik ben juist gestopt met vitamine C, voor kalmere darmen. Het zijn wel verbeteringen, maar mij lijkt dit een kleinere rol te spelen dan de eerste drie punten, want ik had volgens mij geen gapende tekorten.
  • Het seizoen: het gaat mij in de zomer altijd beter dan in de winter. Ik heb al mijn hele leven dat ik ’s winters een aantal keren fors verkouden  ben, de laatste jaren is dat slechte slapen ’s winters beduidend erger dan ’s zomers, en in het algemeen voel ik me stukken energieker in de zonnige, warme, lichte tijd van het jaar. Dat verklaart niet het contrast met vorige zomer, maar wel deels dat tussen nu en de periode oktober-maart.

Deze dingen versterken elkaar, dus met wat hormonaal gerommel en een chronisch slaapgebrek was mijn belastbaarheid kleiner dan normaal, zeker ’s winters, en dan komt pech harder aan en het getob daarover levert nog meer stress op – enzovoort. En met net wat lekkerder kunnen trainen voel ik mijn vorm en fitheid toenemen, dat vergroot mijn belastbaarheid, het gaat lekker, ik krijg vertrouwen – ook enzovoort.

Wat ik er ook mee wil zeggen is dat je het niet helemaal in eigen hand hebt. Ik hoop dat punt 1 van hierboven (geluk) nog minstens zes weken wil blijven voortduren! 


Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.